5. nov, 2016

Tekst

Tijdens mijn eerste rondleiding in het verpleegtehuis sprak ik mevrouw Uit de Grond die op een andere afdeling woont waar ik normaal gesproken ben als vrijwilliger. 
"Wil jij hier vrijwilligerswerk doen? Leuk voor je." zegt zij snibbig expres een andere kant opkijkend.

Mevrouw Uit de Grond was vroeger ook bits. Niemand komt haar opzoeken.
De enige mantelzorger bemoeit zich liever niet met haar. 

Hautain kijkt mevrouw Uit de Grond voor zich uit. Zij zit aan een lange tafel.
"Hallo. Ja, hallloooo. Ziet iemand mij? Kan iemand mijn slabbetje vastmaken? Hallo?"
"U hoeft niet kattig te doen, ik kom er aan." zeg ik. 

"Ik wil niet kattig doen hoor." zegt mevrouw Uit de Grond verontschuldigend. 
"Ik wacht alleen al een tijdje op dat iemand mijn slabbetje vastmaakt." 

Vandaag ben ik de gelukkige die naast mevrouw Uit de Grond mag zitten. 
"Ik ben blij dat ik vandaag even van de afdeling ben. Ziet u, alle mensen op mijn afdeling zijn dement en daar valt niet mee te praten. Ik kan geen normaal gesprek voeren. Zelf ben ik niet dement, maar ik heb vrijwillig ervoor gezkozen om op de afdeling te blijven. Anders is het zo'n gedoe hè." 

Mevrouw Uit de Grond vertelt over haar lieve dochter. Die vroegtijdig is overleden aan anorexia. Een heel lief en zorgzaam meisje, maar met zoveel psychische problemen. Het liefst wilde haar moeder dat haar dochter in de buurt werd begraven, maar dat wilde haar schoonzoon niet. 

"Je bent wel een mooie vrouw. Mooie ogen." zegt mevrouw Uit de Grond. 
Ik ben verbaasd over het compliment. "Nou eh.. bedankt, mevrouw Uit de Grond." 
"Echt waar. En je handen. Je gaat zeker naar een schoonheidsspecialiste?" 
"Ja, dat klopt."
"Je bent tenministe wel eerlijk." 
"Je hebt ook mooie tanden....Zijn die echt?" 

Als mevrouw Uit de Grond na het diner wegloopt met haar rollator krijg ik een vette knipoog. "Tot ziens en bedankt." zegt zij vriendelijk.