18. jun, 2017

Tekst

Het is toch altijd even schrikken als ik geen bekend gezicht meer zie aan tafel en de bewoner ook niet op de gang aan het dwalen is of in de kamer zit. Gemiddeld is de duur van het verblijf van een bewoner circa 6 à 7 maanden, tot wanneer zij overlijden.

 



Ik ben net teruggekomen van vakantie en ik mis ik 2 gezichten. Nelletje, waar ik nog recent een blog over schreef “Geen Suiker.” Amper 2 maanden heeft zij in het verpleegtehuis gewoond. Net voor mijn vakantie zat ik nog naast haar met de bingo. Ook een andere mevrouw, die net voor Nelletje op de afdeling erbij was gekomen, is er niet meer.


Er zijn 2 nieuwe mannelijke bewoners bijgekomen. Pieter (de grote vriendelijke reus) en meneer Keizer (die vroeger op de Keizersgracht heeft gewoond). Momenteel wonen er 5 mannen op de afdeling. Meneer P. (de blinde man), meneer T. (slechthorende man in een rolstoel) en meneer de Boswachter (die erg van de natuur houdt).

Het is de eerste dag van meneer Keizer. Onwennig kijkt hij om zich heen. Keurig gekleed met een stropdas om. Hij zit op het grote balkon samen met zijn kleinzoon een kaartje te leggen. Zijn zoon en schoondochter zijn bezig zijn kamer in te richten. Als ik Pieter de gang door zie stommelen, doet meneer de Boswachter net een deur open. Zij schrikken beiden en meneer de Boswachter geeft Pieter een vuistslag in zijn gezicht.  “Ophouden!” roep ik uit. Terwijl ik Pieter zacht wegduw uit de richting van meneer de Boswachter. Een verpleegkundige komt aangesneld. Gelukkig is het voorbijgegaan aan meneer Keizer.

Pieter en meneer T. moeten ook aan elkaar wennen. Een aantal dagen geleden vond een verpleegkundige meneer T. op de grond naast zijn rolstoel, druk pratend over Pieter dat hij weg moet.

“Zo, ben je alweer op vakantie geweest?” zegt meneer T. vriendelijk.

Ik knik. Wat is meneer T. toch scherp. Ik laat wat foto’s op mijn telefoon zien. 

“Buitengewoon! Wat mooi.“ zegt meneer T. als hij de foto’s ziet.
“Maar ik heb een probleem, met hem.” meneer T. wijst naar Pieter.
“Het is een indringer en hij moet weg.”

Pieter haalt zijn schouders op. “Ik begrijp er niets van. De ene dag doet die meneer aardig, de andere dag doet hij zo. Hij is knettergek.”

Ik wend mij tot meneer T. In zijn oor roep ik: “Hij woont hier meneer T. Pieter is een nieuwe bewoner. Die gaat niet weg.”

“Ik zeg toch niet dat jij weg moet?” zegt meneer T.

Pieter volgt het gesprek. Ik wend mij weer tot Pieter. “Het is een beetje ingewikkeld, Pieter. Meneer T. is zeer slechthorend en hij verstaat u niet. Het heeft geen zin om een discussie met hem aan te gaan.”

“Oh vandaar!” zegt Pieter. “Ik kan namelijk met iedereen goed opschieten. Ook met mevrouw Grumpy, die ken ik nog van vroeger.”

“Hebben jullie verkering gehad?” vraag ik aan Pieter.

“Nee, wij waren alleen kennissen.” glimlacht Pieter verlegen.

Het gezicht van meer T. staat al een stuk minder chagerijnig.
Meneer T. heft zijn handen in de lucht. ”Laat ook maar. Jullie begrijpen er toch niets van.”