10. aug, 2018

Tekst

Straks ga ik naar huis. Ik ga nog even langs bij de kleine dappere vrouw. Er is een nieuwe verzorgende op de afdeling die bezig is met het organiseren van een vakantie in Nederland voor de bewoners.

 

 

 

“Gaat u eigenlijk mee met de vakantie?” vraag ik aan de kleine dappere vrouw.
“Vakantie, ik weet niets van een vakantie. Heb ik daarover een brief gehad?”

Korte denk ik even na. De brief is natuurlijk naar haar neef gestuurd die optreedt als haar curator. “Ik denk dat de brief naar uw neef is gestuurd.”
“Naar mijn neef? Waarom naar mijn neef?” klinkt het uit de grote lederen stoel.
“Omdat hij uw geldzaken regelt.”

“Maar hoe weet jij dan van de vakantie, heb jij dan wel een brief gehad?” vraagt de kleine dappere vrouw.
Ik voel me een beetje opgelaten.
“Eh ja. Ik heb de brief ontvangen omdat ze wilden dat eerst iemand nog even naar de spellingsfouten keek.” lieg ik.
“Oh, dan is het maar goed dat de brief eerst naar jou is verstuurd. Mijn neef is namelijk helemaal niet zo goed in Nederlands.”

“Wanneer is de vakantie eigenlijk?”
“De vakantie is pas in maart 2019. Dan kunnen mensen ook nog even sparen omdat er een eigen bijdrage wordt gevraagd.”
“In maart? Oh wat leuk. Dan gaan we zeker skiën.”

Ik trek mijn wenkbrauwen op. Wilt de kleine dappere vrouw van 98 jaar nu echt gaan skiën? Mevrouw grinnikt ondeugend, ik merk dat zij mij door heeft.

“Ik maak maar een grapje hoor. Vroeger heb ik wel geskied, maar mijn benen zijn nu flapperdewapski, dus dat gaat echt niet meer. Ik denk ook niet dat we gaan skiën.”