23. jun, 2017

Tekst

De familie van meneer Keizer is naar huis. Ik besluit even langs te gaan op zijn kamer. Ik kan mij zo voorstellen dat hij zich nu wat verloren voelt.

“Kom maar binnen!” klinkt het wat onzeker.
“Hallo meneer Keizer. Hoe gaat het met u?” zeg ik enthousiast.
“Het gaat niet echt. Ziet u, mijn vrouw is onlangs overleden. Ik weet het allemaal niet meer. Moet ik hier blijven?”



“Het is niet per se dat u hier moet blijven. Maar in overleg met uw familie is besloten dat u een tijdje hier woont, omdat u zelfstandig niet meer goed voor u zelf kunt zorgen.” zeg ik.
“Mijn vrouw is er niet meer. En ik kan niet koken.”
“Dat bedoel ik. U krijgt hier ontbijt, lunch en ’s avonds wordt er ook voor u gekookt. Ook wordt er voor u schoongemaakt. Er wordt hier goed voor u gezorgd.”
Meneer Keizer kijkt bedenkelijk.
“Ik begrijp dat het even wennen voor u is. Maar het komt goed hoor.” zeg ik bemoedigend.

 
Als ik 2 weken later zacht op de deur klop klinkt het al wat vrolijker.
“Kom maar binnen!”
Ik zie 3 gebruikte wijnglazen staan. “Zal ik deze even afwassen en de glazen poleren voor u?”
“Als u dat wilt doen, heel graag. Ik hoef er maar 1 terug hoor. Drinkt u dan een glaasje mee?”


Als ik even later terug kom met de 3 glazen verschijnt er een brede glimlach op het gezicht van meneer Keizer. “Wilt u misschien één van mijn fotoboeken bekijken?”
“Dat lijkt mij leuk.” Ik pak een fotoboek en ga naast meneer Keizer zitten. Er zit een envelop in het fotoboek.
“Ik weet niet wat daar in zit. Maak maar open hoor.”
In de envelop zijn foto’s van een uitvaart. Ik zie meneer Keizer met zijn familie op de eerste rij zitten. Er zit ook een rouwkaart in. Ik schrik, mevrouw Keizer is pas een maand geleden overleden, maar laat niets merken.
“Het zijn foto’s van de uitvaart van uw vrouw. En een rouwkaart.”
“Oh.” zegt meneer Keizer. Het lijkt hem niet veel te doen en wij bladeren weer verder door het fotoboek terwijl meneer Keizer af ten toe vertelt over de mensen op de foto’s.

“Hoe heeft u mevrouw Keizer eigenlijk ontmoet?” vraag ik.
“Ik heb haar leren kennen via een vriend die aan de overkant woonde aan de Keizersgracht. Haar moeder was al jong overleden. Haar vader was vaak op reis. Daarom was het daar vaak een komen en gaan van jongelui. Allemaal heel netjes hoor. Maar op de dag dat ik haar voor eerst ontmoette ben ik nog even bij haar thuis gebleven tot wij alleen waren. Er werden diezelfde dag nog kusjes uitgewisseld.” Zijn ogen beginnen ondeugend te stralen.

“En waren uw ouders tevreden met uw keuze?”
“In eerste instantie niet. Zij had namelijk geen geloof en ik ben katholiek van huis uit. Maar mijn vader zag ook gelijk dat zij geen lellebel was. Ook heeft zij hem later eens geholpen met zijn werk toen hij ziek was. Zij werkte namelijk vroeger voor haar zwager die advocaat was als secretaresse.”
“Dan zal uw vader wel heel blij zijn geweest met zijn nieuwe schoondochter.” zeg ik.
“Zeker.” glundert meneer Keizer. “Zij ontving een heel goed gevulde envelop.”

“Ik moet u nog een grappig verhaal vertellen. Zoals u weet was ik vroeger schadebehandelaar. En ik moest toen bij mijn ongetrouwde tantes langs om schade aan hun woning te taxeren. Die woonde in de buurt van het Westerkerk. Ik kreeg toen speciaal toestemming van de politie en zo kon ik toch met mijn familie mijn tantes bezoeken. Ja, één van de prinsessen was er van doorgegaan met één of andere Duitser dacht ik.”


Ik glimlach. Het komt wel goed met meneer Keizer in zijn nieuwe woning.